Metershoog en dik van zwart,
drukt zwaar op mij de last.
Die rommelt aan mijn scherpe blik,
mij rest nog slechts de tast.
De adem stokt want heel ver weg
ruik ik jouw zoete geur.
Verbeeld ik mij dat scherpe licht
achter die zware deur.
in jouw blik zie ik de schrik,
van dagen aan elkaar.
Het lichte blauw van dag-en-dauw
wordt plots het zwarte zwaar.
De last te dragen zonder mokken; zonder zicht op beter. Ook omdat je het allemaal niet goed meer ziet.
Plotseling is er dan dat felle licht, die geur, de hoop op beter.