Snel en swift als een warme wind die gaat
zie ik ze lopen in de verte
als op een stipte afspraak zeer verlaat
van een herinnering de resten
zachte oude klanken begeleiden hun bestaan
hoor ik ze lopen in de verte
met een luchtig handgebaar zie ik dit alles aan
‘t is een herinnering die restte
ze gaan bij mij vandaan
met vleugels aangebonden
door geploegde gronden
daar zie je ze gaan
snel bij mij vandaan
gaan de rappe bomen
met elke stap genomen
raak ik verder achteraan
mijn voeten blijven staan
stevig vastgezogen
zonder mededogen
moet ik ze laten gaan
snel en swift als een warme wind die gaat
zie ik ze lopen in de verte
als op een stipte afspraak zeer verlaat
van een herinnering de resten
ranke bomen staan daar met hun silhouet
hun zonnedorst daar een voor een te lessen
en ze lijken nog het allermeest, bedenk ik me nu net,
op een bende vluchtende cipressen
Lopen door het Italiaanse land je ziet ze aan je oog voorbijtrekken. De cypressen aan de horizon. Wie gaat en wie staat; daar sta je dan bij stil en laat ze langzaam gaan. Eerst zacht en ruisend, dan met een onvoorstelbare haast; jouw haast.