Met z’n allen tegelijk
geen wind te sterk, geen zee te hoog
naar de dijk
gaan, langgerekte
boog met z’n allen tegelijk
weer op kop, de open lucht
grenzen-rijk
gaan, zweven vogelvlucht,
kijk ze vliegen uit het zicht
nee, daar komen ze weer aan
zon verlicht
gaan, Ja, uiteindelijk
langzaam richten grijze ronde glanzende veren lijven
zich struikelend en strompelend van de koude grond
de lange platte natte fel oranje poten blijven
rennen, steeds verder weg van waar ik stond
met de vleugels machtig wijd en fier
tillen op en maken daar met ferme kloppen
een sierlijk vliegend eindeloos zwevend dier
boven de hoge bomen-toppen
turend met hand en hoofd naar de horizon gekeken
komen van ver, de allerlaatste vogels mee
geven voor iedereen gericht het teken
vliegend in een stippel vee
klaar en op naar verre siberische streken
waar het nest en broeden gaat
tot daar de winter komt gekeken
en dat voor het Ooyse land verlaat
naar dezelfde plek, steeds weer weten ze de weg
gaan en na de seizoenen komen met zo veel
als een weids belegerings beleg
als een eeuwig ritueel
de lucht is vol van ganzen wolk en leven
de wind, de storm, de zachte zucht
konden wij als deze vogels zweven
was er niemand op de vlucht